Bodemmilieu (lucht en water)
1. Voorkom waterplassen en natte plekken op het land. Zorg voor een goede afwatering; houd greppels schoon en voorkom verstoppingen van drainagebuizen en eindbuizen.
2. Voorkom verdichting van de bodem. Is het nat op het land, stel werkzaamheden dan uit. Is het droog, rij dan niet met te zware machines of vrachtwagens over het land.
Organische stof
3. Houd de bodem zo veel mogelijk bedekt (bij voorkeur het hele jaar door en op elke plek) voor het behoud van een actief bodemleven. Dit kan door bladeren, gewassen, vanggewassen of ander organisch materiaal te gebruiken.
4. Verwerk organische stromen zoveel mogelijk op uw bedrijf (kringloopdenken).
Bodemleven vitaal en in balans
5. Beperk het gebruik van ‘-ciden’ in de bodem en stimuleer de groei van goede bacteriën. Ent bijvoorbeeld meststoffen met diverse soorten micro-organismen.
6. Zorg voor een goede pH in de bodem. Strooi niet zomaar kalk zonder eerst de bodemgesteldheid te kennen.
Mineralen in balans
7. Het is belangrijk om de bodem chemisch in balans te houden, wat betreft voedingsstoffen. Kijk kritisch naar de bodem en de analyse, en maak op basis daarvan uw keuze. Denk hierbij verder dan N, P en K, en vergeet ook de kleine spoorelementen niet. De mineralen die u op het bedrijf hebt, adviseren wij te conserveren door middel van drijfmestbehandeling en/of het maken van Bokashi van het beschikbare organische materiaal.